We weten dat het niet bevorderlijk is voor de integratie van vluchtelingen wanneer asielzoekers te lang moeten wachten voordat zij zich kunnen vestigen. Dit zou kunnen veranderen met de invoering van een nieuw wetsvoorstel, de zogenaamde "spreidingswet". Deze wet beoogt het huidige opvanglandschap te herzien door alle gemeenten op lokaal niveau te betrekken en zo asielzoekers beter over het land te spreiden. Maar waar moet rekening mee worden gehouden voor een succesvolle uitvoering van deze wet? In deze blog reflecteert promovendus Elina Jonitz over de bredere implicaties van haar onderzoek en baseert ze zich op interviews met vluchtelingen die ze voor het WP5 rapport van het Europese onderzoeksproject Whole-COMM heeft gevoerd.
Inleiding
Rondom asielzoekers, vluchtelingen en statushouders liggen vooroordelen op de loer. Er bestaat ook veel koudwatervrees, bij zowel burgers, politici als bestuurders. In kleinere gemeenten met minder ervaring met (de integratie van) nieuwkomers blijkt het bijzonder belangrijk om duidelijke informatie en uitleg te geven aan zowel nieuwkomers als aan de inwoners die met de komst van nieuwkomers worden geconfronteerd.
Een lid van de gemeenteraad in een Drentse plattelandsgemeente verklaart het ervaren onbehagen tegenover nieuwkomers als volgt:
Ze sluiten zich vaak af [...] ze zitten in hun huis met de gordijnen dicht en dat bouwt een muur tussen de mensen – zeker hier op het platteland. [...] Dat is het gevoel van de mensen. Ze zien hen [migranten] alleen naar een winkel gaan en terugkomen achter de gordijnen".
Maar als je met nieuwkomers zelf spreekt, ontstaat een ander beeld. Want op een zonnige middag in juli vorig jaar zet Mina een derde kop dampende koffie voor me op tafel. Ze gaat op de bank zitten en samen met haar man Amir praten we verder over hun nieuwe huis in een kleine plattelandsgemeente in het noordoosten van Nederland. We praten over hun pas geverfde muren, de pas geplaatste deuren, hun "schaars begroeide voortuin" en hun twee soorten gordijnen, een verduisterend en een lichter doorschijnend type met een uitgebreide bloemenprint erop. Amir maakt een grapje: "Weet je, als we onze Syrische vrienden hier bezoeken, kunnen we gemakkelijk zien waar ze wonen. Want ook hun voortuin is ‚niet netjes’ en ze hebben gesloten gordijnen." Hij lacht. Op een serieuzere toon voegt Mina eraan toe: "Er is een misverstand. Nederlanders uit deze gemeente denken dat we iets verbergen, maar dat is niet waar. We houden de gordijnen dicht omdat ik thuis geen hoofddoek draag."
Als lezer vraag je je misschien af wat deze kleine anekdote uit een klein stad ergens op het platteland ons kan vertellen over de scherpe migratie- en integratiedebatten in Nederland. En wat kunnen we van deze anekdote leren voor toekomstige beleidsvorming, gezien het feit dat migratie en de opvang van asielzoekers ook in 2023 een van de grootste politieke kwesties blijven (NOS, 2023)[1]?
Het verhaal van Mina en Amir
Voordat we deze vraag beantwoorden, moeten we begrijpen waarom Mina en Amir - wier verhaal lijkt op zo veel van de ervaringen van nieuw aangekomen vluchtelingen - terechtkomen in een kleine Nederlandse plattelandsgemeente, in een voormalig veengebied, vlakbij de Duitse grens.
Mina en Amir komen allebei uit Syrië, maar hebben jarenlang in Saoedi-Arabië gewoond voordat ze naar Nederland vluchtten. Mina arriveert in 2018 in Nederland, samen met haar drie kinderen. Haar man komt een jaar later aan, in 2019. Bij hun aankomst worden Mina en haar kinderen naar de gemeente Ter Apel gestuurd om asiel aan te vragen. Met hun asielaanvraag begint een lange reis door Nederland, van het ene asielzoekerscentrum naar het andere, "van Oost naar West en terug", over een tijdspanne van bijna een jaar. Mina beschrijft deze tijd als zeer moeilijk, gekenmerkt door een gebrek aan veiligheid en zekerheid. Een gevoel van veiligheid keert terug met de ontvangst van hun officiële verblijfsvergunning, de officiële erkenning als "vluchteling" - een wettelijke status die hun vestigings- en integratieproces vanaf nu vormgeeft. Dit betekent voor Mina dat zij en haar gezin "veilig" zijn en niet terug hoeven naar Syrië; het betekent ook dat hen een huis wordt toegewezen. Ze krijgen een huis toegewezen in een kleine gemeente in de provincie Drenthe, ver weg van de grote steden Rotterdam en Amsterdam, die - in de ogen van velen - meer (werk)kansen beloven.
Dit betekent voor Mina dat zij en haar gezin "veilig" zijn en niet terug hoeven naar Syrië; het betekent ook dat hen een huis wordt toegewezen"
Amir vertelt hoe moeilijk het voor hen is geweest om zich te vestigen in het kleine, rustige stadje waar "we elke avond een avondklok hebben"; hij verwijst naar de blikken op straat als hij met zijn vrouw - die een hoofddoek draagt - in het centrum van de stad loopt, en naar de moeilijkheden van zijn kinderen om Nederlandse vrienden te vinden op school. Nu, drie jaar later, zien zowel Mina als Amir hun leven in deze kleine gemeente positiever in. Ze zijn gewend aan de rust van de plaats en hebben enkele vrienden kunnen maken. Mina doet momenteel vrijwilligerswerk bij een plaatselijke kinderopvang en Amir heeft een tijdelijke, parttimebaan gevonden in de logistieke sector. Terug in Saoedi-Arabië was hij een succesvol salesmanager, maar hij schat zijn kansen op een soortgelijke functie in Nederland, vooral in de kleine stad, nogal laag in.
Amir denkt ook over de ervaringen van vluchtelingen na hun aankomst en benadrukt dat de tijd in de opvangcentra veel beter "gebruikt" had kunnen worden om hen voor te bereiden op het leven in een kleine Nederlandse gemeente. Er werd slechts weinig informatie en uitleg gegeven aan personen die wachtten op het resultaat van hun asielprocedure, en ze wisten maar weinig over de stad waar ze zich uiteindelijk zouden vestigen.
Verschil tussen aankomst en vestiging
Deze ontkoppeling tussen aankomst en vestiging lijkt een weerspiegeling te zijn van de heersende beleidslogica die opvang en integratie van elkaar scheidt. Wat impliceren deze soms tegenstrijdige beleidslogica's voor zowel de integratievooruitzichten van mensen als voor het ontwerp van het lokale integratiebeleid?
Voor vluchtelingenzelf wordt de ontkoppeling tussen aankomst en vestiging het duidelijkst in de lange periodes waarin de meeste vluchtelingen niet alleen in één, maar in meerdere opvangcentra in het land verblijven; een tijd die gekenmerkt wordt door wachten op het resultaat van de asielprocedure en de toewijzing van een woning in een gemeente. Lokale overheden ervaren deze discontinuïteit als gevolg van het geldende nationale spreidingsstelsel dat asielzoekers ongelijk over het land verdeelt. Bijgevolg verblijven asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen, niet noodzakelijk in de plaats waar het opvangcentrum zich bevindt. Dit maakt het voor gemeenten moeilijk om in een vroeg stadium banden met hen op te bouwen.
In de kleine stad in de provincie Drenthe bijvoorbeeld blijven veel asielzoekers die tijdens hun asielprocedure in het lokale opvangcentrum verblijven, niet in de stad, maar worden zij na ontvangst van hun verblijfsvergunning naar andere gemeenten in het zuiden of westen van Nederland gestuurd. Het huidige, nationaal bepaalde systeem lijkt dus de vestiging van mensen op lokaal niveau, waar hun integratie-ervaringen uiteindelijk vorm krijgen, te vertragen.
De nieuwe asielwet
Tegen de achtergrond van deze uitdagingen kan een nieuw wetsvoorstel (de spreidingswet, een wet die de huidige aanpak van asielzoekersopvang herziet door alle gemeenten (meer) te betrekken[2]) worden gezien als een belangrijke stap naar een meer holistische en langetermijnaanpak van de opvang van vluchtelingen, maar vooral ook van integratie. Met andere woorden, de meer omvattende organisatie van de opvang van asielzoekers op lokaal niveau lijkt de mogelijkheid te bieden om in een vroeg stadium relaties op te bouwen tussen de lokale gemeenschap en nieuwkomers, en zou idealiter ook voorkomen dat vluchtelingen meermaals hun verblijfplaats moeten veranderen.
De nieuwe wet impliceert de betrokkenheid van alle gemeenten in het opvanglandschap, met inbegrip van grote steden, middelgrote steden en dorpen op het platteland. Het gaat om gemeenten met een verwelkomende samenleving en gemeenten met een meer wantrouwende houding tegenover nieuwkomers, gemeenten met progressieve lokale overheden en gemeenten met een meer restrictieve houding tegenover migratie. De opvang vindt plaats in contexten waar "(super)diversiteit" al lang deel uitmaakt van de lokale identiteit en daar waar diversiteit minder "genormaliseerd" is. Maar kan deze wet succesvol zijn - gezien deze diverse realiteiten op verschillende gemeenten in het land?
Aanbevelingen/overwegingen om de kloof te overbruggen
Dit brengt ons terug bij de anekdote uit het begin. Wat kan een klein misverstand over gordijnen en rommelige voortuinen ons vertellen over het huidige debat over migratie en de integratie van nieuwkomers op lange termijn?
De integratie van nieuwkomers wordt door lokale overheden (vaak) als een secundair, en soms verwaarloosd, onderwerp wordt beschouwd – ondanks het feit dat integratie heel lokaal gebeurt tussen (rommelige) tuinen en (gesloten) gordijnen, tussen misverstanden, onwetendheid en verwachtingen, tussen uitleg, tolerantie en acceptatie, tussen 'wij' en 'zij'. Het vertelt ons dat nieuwkomers of, in dit geval, pas aangekomen vluchtelingen voor de uitdaging staan om hun plaats te vinden in een samenleving met bestaande sociale netwerken, sociale regels en bepaalde "manieren van doen".
In deze context kan uitleg over wie de nieuwkomers zijn, hoelang ze blijven en wat ze gaan doen, onrust voorkomen en de acceptatie van de nieuwe bewoners onder de gevestigde bevolking vergroten. Voor lokale overheden en bestuursorganen lijkt het van cruciaal belang zich te richten op gemeenschapsvorming. Dit kan helpen een klimaat te scheppen waarin nieuwe en oude inwoners elkaar kunnen ontmoeten en van elkaar kunnen leren, zonder de ander te "vrezen". Dit sluit aan bij onze onderzoeksresultaten waar vluchtelingen in andere gemeenten zich het meest welkom voelden op locaties waar er over het algemeen een meer open houding tegenover nieuwkomers was, zowel door de inwoners als door de gemeentelijke overheid, en waar er voldoende plaatsen waren voor ontmoeting.
Zonder een gevoel van aanvaarding kunnen zowel de opvang van asielzoekers als de vestiging en integratie van vluchtelingen op lange termijn op (nogal wat) weerstand van de lokale gemeenschap stuiten. Dit kan dan een negatieve invloed hebben op de ervaringen van degenen die zich in het nieuwe land proberen te vestigen. Die wederkerigheid is belangrijk, want, zoals Julian, een vluchteling uit Syrië het verwoordde "een brug kan niet van één kant worden gebouwd". Laat dat een les zijn voor zowel nieuwkomers als gemeenten die nieuwkomers gaan verwelkomen.
What is Whole-COMM?
Whole-COMM is a three-year research project exploring the integration of post-2014 migrants in 49 small and medium-sized towns and rural areas in 8 EU countries, Turkey and Canada. Whole-COMM aims to make a concrete contribution to the formulation of innovative and effective policies, involving stakeholders at European, national and local level, for building more cohesive and resilient communities that can proactively embrace change.
This project has received funding from the European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme under grant agreement number 101004714.
The content reflects only the authors’ views, and the European Commission is not responsible for any use that may be made of the information it contains.
[1] https://nos.nl/artikel/2460638-migratie-stikstof-en-andere-kwesties-maken-van-2023-een-spannend-politiek-jaar
[2] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/11/08/wetsvoorstel-voldoende-opvangplekken-beter-verdelen-over-nederland